‘De menselijke maat zit al in DNA van Oisterwijkse ambtenaar,’was vorige week de stelling van Burgemeester hans Janssen. Onderstaande een eerste verhaal uit een serie, waaruit volgens PIT Onderzoek blijkt dat dit niet (altijd) het geval is.
De menselijke maat moet terug in het handelen van de overheid, dus ook bij de gemeentelijke overheid. De hoogste bestuursrechter in Nederland gaf hiervoor op 2 februari 2022 een aanzet. Daarover ging deel I van deze serie (klik). In deel II (klik) gaf de burgemeester uitleg over hoe de gemeente daarin staat. In deel II, uitgesplitst in meerdere verhalen met voorbeelden uit de praktijk, laat PIT Onderzoek zien hoe dit in de praktijk gaat.
Spoiler Alert: In het geval van Karel is de menselijke maat heel ver te zoeken.
Door: PIT Onderzoek
In eerdere publicaties riepen wij inwoners van Oisterwijk op hun (positieve of negatieve) ervaringen met de gemeente op dit gebied met ons te delen. Op die oproep ontvingen wij een aantal reacties. Uiteraard zijn wij – als PIT Onderzoek – ons ervan bewust dat op zo’n oproep doorgaans alleen negatieve ervaringen worden gedeeld. Het positieve wordt – en niet ten onrechte – als ‘normaal’ beschouwd. Hier is dat niet anders. Dat betekent overigens níét dat men uit de wél gedeelde ervaringen moet afleiden dat de gemeente in geen enkel geval geen rekening houdt met de menselijke maat. Één van die (negatieve) bespreken wij in dit stuk. In dit concrete geval is de gemeente er niet in is geslaagd de menselijke maat écht de maatstaf te laten zijn.
Het verhaal van Karel.
Een inwoner van Oisterwijk – we noemen hem hierna ‘Karel’, maar dat is niet zijn echte naam – is getrouwd en heeft een goede baan in de bouw. In 2010 gaat het mis: Karel verliest als gevolg van een echtscheiding zijn woning en bovendien ook nog eens zijn baan. De redactie van PIT Onderzoek kent het volledige dossier en alle details (die wij om privacyredenen niet bekend zullen maken) en kan daarom stellen dat Karel geen schuld heeft gehad, niet aan de echtscheiding en niet aan het verlies van zijn baan.
Karel kwam dus op straat te staan zonder woning, zonder baan, zonder vergoeding van zijn ex-werkgever, maar met alleen een relatief klein bedrag uit de overwaarde van het huis. Karel nam contact op met de bank voor een kleine hypothecaire lening, zodat hij – samen met zijn aandeel in de overwaarde van de echtelijke woning – een nieuw onderkomen kon kopen. Alleen, het ‘geen werk hebben’ was voor de bank reden om Karel géén hypothecaire lening te verstrekken. Karel kwam dus letterlijk op straat te staan!
Karel liet zich snel inschrijven als woningzoekende bij Woningstichting Leystromen en kocht uiteindelijk, met alleen de overwaarde van het oude huis, in 2015 een recreatiewoning op een van de vele recreatieparken die Oisterwijk kent, zodat hij weer onderdak had. Het was echter níét toegestaan om de recreatiewoning permanent te bewonen. Om die reden verbleef/sliep Karel dan ook gedurende het jaar regelmatig bij familie, vrienden of kennissen.
In november 2018 krijgt Karel – zonder enige waarschuwing vooraf – plotseling een aangetekende brief van de gemeente: men heeft het voornemen om aan hem een dwangsom van € 20.000,- op te leggen wanneer hij – in strijd met de regelgeving – permanent in de recreatiewoning blijft wonen. In de brief wordt vermeld hoe de gemeente tot dit besluit is gekomen en Karel krijgt de gelegenheid om zijn ‘zienswijze’ tegen dit voornemen kenbaar te maken. Daarvan maakt Karel gebruik en hij legt de verschillende oorzaken van zijn woonprobleem uitgebreid voor aan de gemeente.
Dat mocht niet baten. In december 2019 krijgt Karel de definitieve dwangsom aanzegging van de gemeente: hij moet uiterlijk op 9 juni 2020 uit zijn recreatiewoning zijn vertrokken. Zo niet, dan kost hem dat € 20.000,- aan dwangsommen. “Kort samengevat houdt de last in dat u een andere woonruimte dient te zoeken’, zo schrijft de gemeente redelijk eenvoudig. En wat alle door Karel aangevoerde bijzondere omstandigheden betreft? De gemeente oordeelt: “…..zijn er geen bijzondere omstandigheden aanwezig waardoor wij zouden moeten afzien van handhavend optreden”. Waarom de door Karel opgegeven specifieke omstandigheden dan niet ‘bijzonder’ zijn wordt door de gemeente echter in het geheel niet gemotiveerd.
Karel tekent bezwaar aan tegen deze gemeentelijke aanschrijving. Bij de Bezwaarschriften-commissie beroept hij zich ook nog eens nadrukkelijk op het ‘evenredigheidsbeginsel’, het beginsel dat de ‘menselijke maat’ mogelijk maakt binnen het bestuursrecht. Conform het advies van de Bezwaarschriftencommissie verklaart de gemeente eind maart 2020 de bezwaren van Karel ongegrond. In feite gebeurt dat met exact dezelfde (gebrekkige) motivering als in de beslissing van december 2019. De enige tegemoetkoming die de gemeente wil doen is verlenging van de termijn, waarbinnen Karel andere woonruimte moet vinden, namelijk tot 31 september 2020, dit vanwege de Corona-pandemie.
Karel tekent beroep aan bij de bestuursrechter in de rechtbank Zeeland-West Brabant. Die oordeelt in juni 2020 dat het enorme woningtekort niet hoeft te worden aangemerkt als ‘bijzondere omstandigheid’. De onmogelijkheid om een woning te vinden weegt niet op tegen het ‘belang van handhaving’, zo oordeelt de rechter. Bovendien “het college heeft toegelicht dat het niet de bedoeling is dat verzoeker (= Karel) door de coronacrisis dakloos zal raken en dat de begunstigingstermijn nogmaals verlengd kan worden indien de omstandigheden hiertoe aanleiding geven”, aldus de rechtbank, die vervolgens het beroep ongegrond verklaart.
In augustus 2020 geeft de gemeente ‘gehoor aan de oproep van de minister om tijdens de crisis te handhaven met een menselijke maat’. Karel krijgt tot 1 mei 2021 de tijd om andere woonruimte te zoeken/vinden. Deze termijn wordt in april 2021 nogmaals verlengd, nu tot zes weken na de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Reden hiervoor was: Karel was in hoger beroep gegaan bij de Raad van State tegen de uitspraak van de rechtbank. Ze mondelinge behandeling vond begin april van dit jaar plaats. Karel wacht op dit moment (bijna zes maanden later) nog steeds op een uitspraak.
Burgemeester
Toegegeven: de besluitvorming door de gemeente dateert van vóór 2 februari 2022, de datum van de uitspraak over de ‘menselijke maat’ van de Raad van State. Maar de burgemeester heeft in het gesprek met PIT Onderzoek aangegeven (zie onze vorige publicatie) dat de menselijke maat als het ware “in het DNA van de Oisterwijkse gemeenteambtenaar” zit. Om die reden – zo deelde de burgemeester mede – is de uitspraak van 2 februari van dit jaar geen aanleiding geweest om de gemeentelijke handelswijze te veranderen, omdat de menselijke maat ook al vóór 2 februari 2022 gold.
Is dat wel zo? Zit (of zat vóór 2 februari 2022) de menselijke maat wel in het DNA van iedere ambtenaar?
Voor het antwoord op deze vragen leggen we het verhaal van Karel langs de meetlat van de Raad van State, want dat is immers de toetssteen:
Allereerst moet in dit kader worden opgemerkt dat van een ‘deugdelijke motivering’, zoals de wet én de Raad van State eisen, noch bij de gemeente, noch bij de bezwaarschiftencommissie, noch bij de rechtbank sprake is geweest. Op geen enkel wijze is inzichtelijk gemaakt op welke gronden genoemde instanties tot de conclusie kwamen dat bij Karel van ‘bijzondere omstandigheden’ geen sprake was.
Het belang van de gemeente is: ‘handhaving’ van het verbod op permanente bewoning, zo heeft de gemeente steeds betoogd. Om dat doel te bereiken is een aanzegging tot het opleggen van een dwangsom geschikt. Aan het ‘geschiktheidsvereiste’ is dus voldaan.
Is de aangezegde dwangsom ook noodzakelijk om de handhaving te bereiken, is dan de volgende vraag? Waren er – in plaats van een onverhoedse ‘overval’ met een dreiging van een dwangsom – geen andere, voor Karel minder bezwarende, mogelijkheden om tot handhaving te komen? Die waren er volgens PIT Onderzoek zeker: het zou voor de hand hebben gelegen dat de gemeente, na constatering van de illegale situatie (permanente bewoning), Karel zou hebben uitgenodigd voor een gesprek over zijn (woon)probleem, waarin hem duidelijk had kunnen worden gemaakt dat wat hij deed niet toegestaan was en dat hij zo snel mogelijk moest uitkijken naar andere woonruimte. Men had aan Karel dan bijvoorbeeld een termijn kunnen geven om die zoektocht uit te voeren. Men had kunnen controleren (aan de hand van door hem over te leggen stukken) of Karel wel voldoende zijn best had gedaan om een woning te zoeken. Wanneer dan zou moeten worden geconstateerd dat Karel zich te weinig had ingespannen dán zou men de dwangsom alsnog als mogelijkheid hebben kunnen gebruiken. Kortom: de dwangsom als laatste redmiddel, iets wat bij Karel zeker niet is gedaan. Bij hem ging de gemeente er met gestrekt been in.
Tenslotte de vraag: was de dwangsomaanschrijving evenwichtig? Daarbij zijn – volgens de Raad van State – de aard en het gewicht van de belangen van zowel gemeente als Karel relevant. Maar ook relevant is – nog steeds volgens onze hoogste bestuursrechter op 2 februari 2022 – het antwoord op de vraag hoe ingrijpend het gemeentelijke besluit voor Karel was en in hoeverre door dat besluit fundamentele rechten van Karel werden aangetast.
Artikel 22 van de Grondwet luidt: “Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid.” Ook in Internationale Verdragen, die door Nederland zijn ondertekend, vinden we soortgelijke bepalingen terug. Conclusie: er bestaat voor de burger weliswaar geen grondwettelijk recht op woonruimte, maar het zorgen voor voldoende woonruimte voor de burger is wel een grondwettelijke zorgplicht van de (gemeentelijke) overheid. En daar wringt nu juist de schoen!
In Oisterwijk bestaat al jarenlang een enorm tekort aan (betaalbare) huur- en koopwoningen. Dat is een algemeen bekend feit. De vraag is gerechtvaardigd of de gemeente Oisterwijk zich in de afgelopen jaren voldoende heeft ingespannen om voldoende woningen te realiseren. Als je die vraag zou voorleggen aan de gemiddelde Oisterwijker zal het antwoord waarschijnlijk luiden: ‘neen’.
Zo’n antwoord is ook begrijpelijk wanneer je kijkt hoe moeilijk het is om in Oisterwijk woonruimte te verkrijgen. Eerder dit jaar stelde de gemeenteraad de “WoonZorgvisie 2022-2027” vast met daarin de bouwplannen voor de komende vijf jaar. De vraag die in die WoonZorgvisie echter níét wordt beantwoord, maar die misschien wel de belangrijkste is, is: wáár wil men precies gaat bouwen? Waar kán überhaupt nog gebouwd worden? Door het college was eerder dit jaar toegezegd dat in de zomer van dit jaar gekomen zou worden met uitwerkingsplannen, waarin op deze vragen antwoord zou worden gegeven. PIT Onderzoek wijdde hieraan in april van dit jaar al een publicatie onder te titel “Woonzorgvisie Oisterwijk: Veel gespin, maar…… waar blijft de wol ??” De uitwerkingsplannen zijn – terwijl de zomer toch voorbij is – nog steeds niet verschenen!
Terug naar het verhaal van Karel: door het dwangsombesluit van de gemeente werd een fundamenteel recht van Karel aangetast: het recht op woonruimte. Een recht nota bene dat aan de zorgplicht van de gemeente is toevertrouwd, maar dat de gemeente tot heden onvoldoende heeft uitgevoerd.
Kortom: de gemeente legt een dwangsom op om aan een illegale situatie een einde te maken, terwijl het diezelfde gemeente is geweest die zodanig nalatig is geweest dat Karel redelijkerwijs geen andere keuze had dan permanent (en dus illegaal) te gaan wonen in een recreatiewoning (als overigens formeel al sprake zou zijn geweest van ‘permanente bewoning’). De enige conclusie, die dan is gerechtvaardigd, is dan: het besluit van de gemeente is én niet noodzakelijk én niet evenwichtig en dús in strijd met de ‘menselijke maat’.
Uiteraard hoopt Karel nu dat de Raad van State in zijn uitspraak wél met dit alles rekening zal houden en de gemeente zal terugfluiten. Niet dat dat voor Karel nog enig nut heeft, want inmiddels heeft Karel (na verkoop van zijn recreatiewoning) een seniorenwoning kunnen huren van Leystromen. Weliswaar niet in de gemeente Oisterwijk, maar op een afstand van ruim 30 kilometer van Oisterwijk, waar hij nu gelukkig is.
Karel heeft goede hoop dat de Raad van State een principe-uitspraak gaat doen en zich niet erg formeel opstelt. In dat laatste geval loopt Karel namelijk de kans dat de Raad van State hem ‘niet-ontvankelijk’ verklaart (waarbij dus niet wordt toegekomen aan de inhoud van het geschil) omdat hij geen procesbelang meer zou hebben sinds hij de recreatiewoning permanent niet meer bewoont en het risico van dwangsommen er dus niet meer is.
Het verhaal van Karel laat zien dat men er bij de gemeente Oisterwijk nog niet in is geslaagd om in alle gevallen de menselijke maat op juiste wijze te hanteren, waardoor burgers (in dit geval letterlijk) in de kou komen staan. Vooralsnog lijkt de uitspraak van burgemeester Janssen over het in zijn ogen aanwezige DNA niet altijd door de feiten gestaafd te worden. Op zich is dat niet erg, mits de gemeente bovenstaande – positief bedoelde – kritiek wil beschouwen als een gratis advies om écht te komen tot het toepassen van de menselijke maat.
We hebben de gemeente niet om een reactie gevraagd op deze publicatie. Reden daarvoor is dat de gemeente eerder aan ons reeds heeft aangegeven in verband met de privacy niet in te kunnen gaan op individuele gevallen.
Dat het verhaal van Karel niet op zichzelf staat zullen we zien in de volgende publicatie: het verhaal van Marcel en Angèle van Riel en hun “Monument van Riel”. Hebt u zelf ook soortgelijke (of andere, positieve) ervaringen met de gemeente? Mail dan naar redactie@PITOnderzoek.nl
PIT Onderzoek
September 2022