Burgemeester Hans Janssen gaf recent openlijk zijn mening over omstreden uitspraken van een verkiezingskandidaat. De vraag is of een oordeel door de burgemeester over het gedrag van een verkiesbaar persoon passend is.
door Inge Dekker | Onderzoeksredactie PIT
Begin oktober publiceerde verkiezingskandidaat Kim Tjoa een omstreden statement dat uiteindelijk resulteerde in de halvering van zijn partij Wij! Hij vergeleek de huidige regering vanwege hun coronamaatregelen met landverraders. Het Brabants Dagblad vroeg de burgemeester van Oisterwijk om een reactie: “Verwerpelijk. En dat heb ik de lijsttrekker van die partij ook laten weten.” Verwerpelijk betekent volgens VanDale.nl: “zeer af te keuren”. Daarmee gaf de burgemeester een oordeel. Maar is dat passend bij zijn functie?
Botsende condities
Het Nederlands Genootschap van Burgemeesters – waar Janssen lid van is – hanteert vijf basiscondities voor burgemeesters: bindend vermogen, identificatie, stressbestendig, signaal gevoelig, integriteit en onafhankelijkheid. Deze condities zijn volgens het genootschap onlosmakelijk met het ambt verbonden. Maar wat als er twee condities botsen?
[box style=”info”] – Integriteit; De burgemeester handelt eenduidig en transparant volgens algemeen geaccepteerde normen en waarden, draagt deze uit en spreekt anderen hierop aan.
– Onafhankelijkheid; De burgemeester staat op basis van gezag en positie boven partijen en wordt als zodanig geaccepteerd.[/box]
Het past bij de functie van burgemeester om anderen aan te spreken op hun gedrag wanneer dat niet overeenkomt met algemeen geaccepteerde normen en waarden. Aan de andere kant, dient de burgemeester boven de partijen te staan. Hoe combineer je die twee als een verkiesbaar persoon naar jouw inzicht de algemene normen en waarden overschrijdt, in het bijzonder in verkiezingstijd? “De genoemde vergelijking is mijns inziens dermate ernstig en misplaatst, dat ik daar als burgemeester een reactie op heb gegeven,” zo laat de burgemeester ons desgevraagd weten.
Kiezersbeïnvloeding
De uitspraak van burgemeester Janssen volgde nadat reeds drie partijleden publiekelijk afstand hadden genomen van de omstreden uitspraken. De vraag is of het in verkiezingstijd vervolgens niet beter was geweest om dit voorval persoonlijk of in het presidium (overlegorgaan fractievoorzitters) ter sprake te brengen. Met zijn prominente rol in de samenleving is het niet ondenkbaar dat burgemeester Janssen met dit oordeel de kiezers heeft beïnvloed. Zelf is hij daar niet bang voor: “Dit gaat niet over politiek of verkiezingen, dit gaat over normbesef. Daarin heb ik een rol als burgemeester. De veronderstelling dat dit tot kiezersbeïnvloeding zou kunnen leiden is wat mij betreft een onderschatting van onze kiezers.”
Rest de vraag of de gebruikte vergelijking van Tjoa inderdaad los gezien kan worden van partijpolitiek en de aankomende verkiezingen.